"Kunst is het enige waar ik een beetje verstand van heb en voor de rest kan ik een aardige pan erwtensoep koken." Dat laatste is wel nodig voor diegenen, die hun erfstukken van Oma laten taxeren in het pijpelaatje aan de Nieuweweg te Laren. Want ook winterdag moet Toon Wildeboer de deur wel open laten staan om de mensen binnen te laten. Zo druk is het. Meestal stelt het aangebodene niet zoveel voor. Maar soms ontdekt hij een grote of kleine meester. Vorige week nog: een vroeg werk van Piet Mondriaan. Eén ding staat vast. Het is er altijd gezellig. Ook voor de snelle voorbijganger. "Als de mensen hier links en rechts om hen heen kijkend naar binnen komen flitsen, gaan ze vaak als een ander mens weer naar buiten."
door Leo Janssen
Laren - "Een schilderij is vaak niet meer dan vier stukjes hout, een lapje en vijf euro aan verf. Maar het vertelt wel het verhaal van hoe mensen leefden. Het laat iets zien van hun vakmanschap. Ik probeer de mensen te wijzen op deze waarde van schoonheid."
Warm ingepakt zit Wildeboer (67) bij het potkacheltje in zijn winkeltje van nog geen zestien vierkante meter. Aan de wand een zestigtal schilderijen met huiselijke taferelen, landschappen, een Larense meester, keramiek en een enkel werk van een jonge kunstenaar, die hij een kans wil geven.
Hij verkoopt eigenlijk alleen omdat zijn verzamelwoede in de loop der jaren behoorlijk uit de hand gelopen is. Thuis in zijn restauratieateliers in Hilversum en Ankeveen heeft hij namelijk nóg zo'n 2500 doeken staan.
Mugje
Ervan leven hoeft hij niet. "Ik heb twee assistenten, die mij helpen bij het restaureren van schilderijen. Daar verdien ik mijn geld mee. Mijn vader, de dichter en kunstenaar Roel Wildeboer, verbood me geld aan collega-kunstenaars te verdienen. Hij zij mij m'n benen te breken als ik dat wel zou doen." Toen Toon zeven jaar was kreeg hij zijn eerste kunstwerk. Het was een aquarel, die een vriend voor hem had gemaakt. "Dit is de wortel van je leven, jongen, zei hij. En zo is het nog steeds. Mijn vader vond ik de mooiste schilder. Als hij buiten schilderde, was hij een stuk van de natuur. Het is heel raar, maar laatst kwam er een mevrouw bij me met - zonder dat ze het wist - een schilderijtje van hem. Doet u er wel voorzichtig mee, zei ze, er zit nog een mugje in de verf. Mijn vader was puur natuur. Als hij thuis kwam van het schilderen, was er altijd een verhaal bij. Zo'n leven wil ik ook, dacht ik. Het was een gelukkige tijd. Ondanks dat het hier een periode was van collectieve armoe. Mijn broer Reinier is later ook kunstschilder geworden. Zelf ben ik gaan studeren in München op de kunstacademie."
Toch heeft Wildeboer geen hoge pet op van zichzelf als schilder. Hij ziet zich veel meer als restaurateur.
"Het is iedere keer weer een uitdaging zo dicht mogelijk bij het schilderij te komen met het behoud van het patina van die tijd. Het zijn soms enorme metamorfoses. Een schilderij knapt er vaak enorm van op. Het is soms niet te geloven hoeveel vuil je er soms vanaf haalt. Daar zou je een paard mee kunnen vermoorden. Maar het komt ook wel voor, dat ik het zo laat. Als je restaureert, verplaats je je op de eerste plaats in die kunstenaar. Sommigen van hen kwamen vaak bij ons thuis. Ik herinner me nog wel eens zo'n stem. Het is dan net of je door hem wordt geadviseerd over zijn leefwijze en zijn kennis. Die restauratie gaat dan bijna vanzelf."
Toon Wildeboer: "Je moet kijken met je hart niet met een gevoel voor status."
Zijn restauratiewerk heeft hem in de loop der jaren geleerd goed te onderscheiden, wat van waarde is en wat niet. Maar waarde is relatief. Zijn hele leven struinde hij veilingen en markten af. Anecdotes te over. Zo ontdekte hij op het Waterlooplein een winters tafereel met een gat erin. "Met mijn voet wees ik erop en vroeg aan de koopman, wat hij ervoor moest hebben. Een paar knaken was genoeg. Thuis heb ik het uit de lijst gehaald en ontdekte de naam Louis Apol. Ik heb het zorgvuldig gerestaureerd en aan een verzamelaar verkocht. Ik denk voor nog geen duizend gulden. Jaren later zag ik het in Amsterdam te koop voor het veertigvoudige. Wat is dan de waarde? Ik denk, dat dat de plek is, waar het kunstwerk hangt of staat. Anders niet. Die waarde is dan ook voor mij van geen belang. Vijftien jaar lang heb ik de exposities in het Koetshuis van Kasteel Groeneveld in Baarn verzorgd. In navolging van Tussen Kunst en Kitsch hield ik taxatiedagen voor de mensen hier uit het Gooi. Het werd een enorm succes en menig meesterwerk heb ik ertussenuit gehaald. Diverse keren haalde ik de krant met ontdekkingen van Rembrandt, Breitner en vele andere meesters uit de Larense- en Haagse School. Er is zoveel kunst bij de mensen. Maar het klinkt misschien gek, het gaat me niet om die waarde. In de eerste plaats interesseert me het verhaal, dat er vaak onder die deken of plastic vuilniszak vandaan komt."
In Baarn taxeert hij niet meer, maar nog wel in Laren. Iedere zaterdagmiddag. Zijn taxatierapporten zijn gratis. "Als het financieel niks voorstelt, dan ben ik altijd wat voorzichtig tegen zo iemand. De emotionele waarde, zeg ik dan, is toch veel belangrijker dan het geld, dat je ervoor krijgt.
Vereerd
Ruim zes jaar geleden wer hij ernstig ziek. "Als je zo'n bericht krijgt en dreigt dood te gaan wordt alles ineens relatiever. En dat is bepaald geen onprettig gevoel," klinkt hij laconiek, "ik dacht aan mijn tweeduizend schilderijen en zei tegen mezelf 'ik blijf nog even'. Voor zover je dat mag zeggen, ben ik genezen. Ik denk er nooit meer aan, want ik ben een gelukkig mens. Zeker als je, zoals ik, dagelijks geconfronteerd wordt met het mooiste van het mooiste. Laatst kwam er hier een mijnheer in zo'n glimmende rode auto, die half in het grint wegzakt. Heb je nog een van Goghje of een Rembrandtje?, vroeg ie. Zo'n persoon met een pak geld, dat duidelijk niet netjes is verdiend. Ik heb geen boodschap aan zo iemand. Ik werk niet commercieel. Ik voel me al vereerd als de mensen naar mijn collectie komen kijken. Kunst is tegenwoordig - om dat lelijke woord maar eens te gebruiken - een hype geworden. Mensen kopen het niet voor de schoonheid, maar voor hun imago. Ik heb weleens tegen zo iemand gezegd: ga maar lekker voor dat geld op vakantie. Zelf was ik namelijk veel verknochter aan dat schilderij. Je moet met je hart kijken, niet met een gevoel voor status."
Bron: Gooi en Eemlander 18 Januari 2002.